Een fotograaf bij een afscheid??


Herinneringen

‘Ester heeft vanmiddag het fotoalbum van de uitvaartdienst van René afgegeven.’ Suzanne kijkt naar Lieke. ‘Ik kijk liever niet alleen.’ Ze klopt met haar hand op de bank als uitnodiging voor haar dochter om naast haar te komen zitten. Ze slaat het album open.
‘Ach kijk, Pieter Beekman was er ook, die heb ik helemaal niet gezien.’ Suzanne wijst naar de foto waarop ze Pieter in de kerk ziet zitten. ‘Het doet me goed te zien dat hij er was. En naast hem, is dat niet Twan van Gils?’
‘Dat weet ik niet. Waar moet ik die van kennen?’
‘Dat waren vrienden van papa, nog van de lagere school.’
‘Toen was ik nog niet geboren, mam.’
Suzanne houdt het album dichterbij. ‘Ja, dat is hem. Ik zou hem niet meer kennen als ik hem op straat was tegengekomen.’ Suzanne pakt de volgende bladzijde bij de hoek.
‘Ach kijk hier, Mirthe met die tekening.’ Lieke wordt week als ze haar jongste kind ziet. ‘Ik heb helemaal niet gezien dat ze een tekening op papa’s kist heeft gelegd?’
‘Daarom heb ik het laten vastleggen door een fotograaf, er ontgaat je zoveel op zo’n dag.’
Suzanne slikt als ze de bladzijde omslaat. De moeder van René legt bloemen op de kist van haar zoon.
Een volle lading verdriet grijpt Suzanne bij de keel.
‘Ach oma.’ Lieke probeert tevergeefs haar tranen in te houden.
‘Ik zie nu pas haar verdriet. Zo erg als je je kind overleeft.’ Suzanne wrijft met een zakdoek onder haar neus. ‘Zullen we vanavond samen bij haar op visite gaan?’


Zo erg als je je kind overleefd

‘Moet je Rinus zien, hij las zo mooi voor.’
‘Kijk, hier een foto van de tekst die hij voorlas.’ Lieke wijst naar de tweede zin en leest hem hardop voor. ‘Jij hebt zoveel los moeten laten, nu moeten wij jou loslaten.’
‘Wat mooi gezegd. Weet je dat ik me niets meer herinner van wat hij heeft voorgelezen.’ Suzanne kijkt haar dochter van opzij aan. ‘Ik heb trouwens niet gemerkt dat er iemand foto’s gemaakt heeft. Jij wel?’
‘Nee, hij stelde zich heel bescheiden op en hij kon heel dichtbij inzoomen. Knap dat hij de emotie van die dag zo mooi heeft kunnen vastleggen.’
‘Ester had gelijk. Zo’n boek is echt troostend. Ik ben zo blij dat ik het op deze manier kan terugzien.’ Suzanne pakt haar telefoon. ‘Ik ga haar meteen bellen om haar te bedanken. Zo fijn dat ze dit geregeld heeft.’